T-~S 204 kingsgeluiden is het meisje stil blijven staan, en strijkt zich, als bedwelmd door den hevigen slag, de beflitste oogen. Maar als langs het schrik-afteekenend gelaat de slanke hand is afgegleden, treft mij zóó die blik, met als verwijt in het lichtende blauw, dat de adem mij in de keel stokt en heel mijn denken zich vastzuigt -in die vochtige, in-niet-begrijpen- vragende glanzingen Doch ze herstelt zich, en met een resoluut gebaar den geestdruk van zich afschuddend, vervolgt ze, zij 'et dan ook met onvaste schreden, haar weg. Maar ik mij heeft ze achtergelaten met een herin nering; mij heeft ze voor den geest geroepen een tafereel, dat zich met z'n in laaienden lichtgloed badende helderheid- van-zonnig-strand onuitwischbaar heeft gegroefd in dien weemoed-wekkenden denksteen, dien men Herinnering noemt. 't Was zomeren de zee met 'er eeuwig-varieerende schakeeringen van bewegend groen, en schuimend-witte, onvermoeid-aanstormende golven, vervulde me weer met schoonheidsbekoring. Onvergeeflijke dagen werden ze mij, de dagen die k doorbracht aan t strand, en de heerlijke wandelingen in blakerend zonlicht en zwoelte-wegdragende briesjes schonken mij een innig levens-genot. Dien zomer bracht ook een mijner vrienden eenige weken door in het kleine badplaatsje en zoo was 'et geen wonder, dat hij me vaak op m'n tochten vergezelde. Maar één dag gebeurde 't, dat hij me uit de verte al toeriep, dat-ie niet meekon, een brief moest schrijven, waar haast bij was. j-f Doch meteen, na me op z'n joviale wijze voorgesteldfj^

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1919 | | pagina 230