art.
ss
206
stemming was, die mij beïnvloedde; of door in-de-natuur-
leven het gevoel voor de rede was gekomen voor k
ook maar even nagedacht had over wat ik ging doen, hadden
m'n lippen als in liefkoozing dien donzig-zachten hals
beroerd
Maar meteen, nu ook bewust van wat er gebeurd was,
merkt' ik haar zich-tot-mij-keeren en toen, niet wetend
wat-te-doen, ik in beschaming tot haar opkeek, trof mij het
zacht-stralend verwijt uit haar blik zóó, dat als een steek
dóór mij ging, de wroeging om mijn toegeven aan sentiments
opwelling.
Die blik was 'et, die m' ook nu in helle afspiegeling
voor den geest kwam, me in herinnering brengend dat
oogenblik van zwak-zijn.
Ik had haar, smeekend mij te begrijpen en te vergeven,
verklaard m'n ongewild toegeven aan innerlijken drang. En
ze had me geloofd gezegd, dat ze meevoelen kon die
onverklaarbare uiting van sentimenteel instinct-mensch.
En ondanks dat, als stond een scheidsmuur van pijnlijk
terugdenken tusschen ons, kwamen bij 't huiswaarts-keeren
zwijgstilten in 't gesprek, dan plots weer oplevend in losse-
indruk-zinnetjes.
En toen aan 't eind' ik afscheid van haar nam, lag als
een verzekering in haar laatsten handdruk besloten, dat die
onzalige zwakheid slechts één bekend zou zijn
Sept.-Oct. '16.