ft ft ft ft Aan Zacht schemerde de avond al en roode rozen, Ze lagen in het kamerhalfduister en gingen rusten Voor den langen nacht! Zij gingen poozen Na het geuren en sieren van den dag en zonnekussen. Een roode vlek op kleine tafel in het halfdonker, Een bedwelmend zachte geur verspreidend om zich heen, Een vlek bloedrood karmijn vol van geflonker, Van roode schrijn! De dag verdween! Tusschen dat rood zag ik een blanke lelie schemeren. Vol van gedachten boog ze stil het hoofd. Stil peinzend witte vlek, in vurig rood, Als egaal geluk, zoo rustig lag ze daar te schemeren. Een witte lelie meisje in dien kleurenschat, Een blanke rust in kleurenlichtgedans, Zoo was het, dat je daar toen zat, Je teer blank hoofd in stillen Liefdeglans. Magon. 167

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1920 | | pagina 193