ro di
„Je weet, Chick" vervolgde de groote detective kalm,
„je weet, dat ik een meester ben in het maken van
valsche diamanten, paarlen en robijnen en dat niemand
ter wereld mijn nagemaakte edelgesteenten van echte zal
kunnen onderscheiden, behalve ik zelf. Welnu ik ben van
plan een collectie van mijn producten ten toon te stellen
en ik twijfel er niet aan, of Lord Lister zal deze collectie
komen bezichtigen. De rest is kinderspel".
Chick wist, dat als de meester zóó overtuigend sprak,
hij ongetwijfeld zou slagen en, terwijl hij een cigaret
opstak, zei hij met een lichte trilling in zijn stem „Nick
je bent een groot, een heel groot man".
Nick Carter en zijn helper Chickering stonden achter
de toonbank van de groote juwelierszaakwaar de
edelgesteenten werden tentoongesteld. Het was de eerste
dag van de expositie en, of misschien de advertenties in
de Londensche bladen niet groot genoeg waren geweest,
of dat het Londensche publiek zich niet meer voor
edelgesteenten interesseerde, er waren slechts enkele
bezoekers geweest. Iedere kijker werd door Nick nauw
keurig opgenomen, terwijl Chick heel zacht voor zich
heen mompelde de beschrijving, die Baxter van Lord
Lister en zijn helper had gegeven „lange, slanke man
met eene monocle, meestal in gezelschap van een jongen
man met een blozend uiterlijk". Doch telkens had Nick
ontmoedigd met het hoofd geschud en had Chick opge
houden met zijn nauwkeurige beschrijving. Het was
reeds laat in den avond en de beide Carters wilden
bijna den winkel sluiten en ontmoedigd heengaan, toen
177