S ~7
en deinsde een stap achteruit, waaruit Chick meende
te moeten opmaken, dat de meester zijn zelfvertrouwen
begon te verliezen.
„Hoe weet U dat?" vroeg hij daarom, om Nick te
helpen en hem de gelegenheid te geven zich van dezen
slag te herstellen.
„Ik heb alle „Nick Carters" gelezen", antwoordde de lange
heer „weet dientengevolge precies, wie die groote detec
tive is".
„O, Nick", fluisterde Chick zijn neef toe, „ik heb je
indertijd al gewaarschuwd. Je hadt nooit dien Eichler uit
Amsterdam toestemming mogen geven, om je avonturen
op schrift te stellen".
Ondanks dezen nieuwen, gevoeligen slag begon de detec
tive wat op zijn verhaal te komen en vroeg hij met beslistheid
„Eh wie bent U dan? Zijt ge waarlijk
„Voor dengeen, die het nog niet weet, mijn naam is
John C. Raffles alias Lord Lister" onderbrak de andere hem.
„Dan zijt ge mijn gevangene", sprak Nick op een toon
van meerderheid.
Lord Lister haalde als eenig antwoord zijn cigaretten-
koker te voorschijn en stak een cigaret op, terwijl hij
daarna Nick Carter er één aanbood, doch de meester
bedankte, zeggende, dat hij geen Engelsche cigaretten,
maar alleen „Miss Blanche" rookte.
„Dat merk is mij onbekend", antwoordde Raffles hierop.
De groote detective begon zich nu eenigermate op
te winden. De kalme, uittartende houding van Lord Lister
irriteerde hem en hij stoof nu op:
„Gij zijt een schurk, mijnheer!"
„Ik roep U daarvoor ter verantwoordingzei de
andere, die nu ook niet kalm meer bleef. CL
180