Schemering aan Zee.
Ik sta aan Zee en zie den laatsten glans
Der zon, die van haar hoogen trans,
Zich bloedrood nijgen gaat,
Vol kleurenpracht, in vol ornaat,
Haar laatste stralen gietend,
Als goudlicht over rustel©oze baren,
Met topjes, flauw beschenen, genietend
Van 't speelsch gestoei, als zij in scharen,
In matten schijn van 't laatste lichten
Te pletter slaan op 't gele zand,
En duisternis zich gaat verdichten,
Slechts eind loos ver in Zee nog 't schijnsel van den
[hemelbrand.
Eté.
185