S Bruine banden. ïk was vermoeid van 't lange loopen En zwoegen in de bruine heide. En klamme straaltjes kwamen steeds bij hoopen, Langs heel mijn aangezicht, zoo zonder medelijden. Ik had gezocht naar vijand in de velden, Rondom had ik gespeurd, gekeken, Maar 'k had ze niet gezien, de laffe helden En 'k was van plan juist iets te rusten, Toen 'k eindelijk dan na moeizaam speuren, Den vijand zag, nu zou hij lusten Nu zou het feit dan gauw gebeuren. Ik zag een bruine band Heel zachtjes steeds bewegen, Verborgen achter heiderand, Ver weg van alle wegen. En 'k sluip en kruip, op handen en op voeten, Door plassen en duikel dwars door slooten, Door heggen, hekken, draad, kreeg natte voeten, En heb dikwijls onder weg mijn hoofd gestooten. En 'k nader stil, geruischloos, heel voorzichtig Tot dicht bij 's vijands bruine banden. Maar plots, terwijl ik kraak, wordt ook mijn prooi wat Staat op, maar 'k schreeuw„Omhoog je handen". Dan hoor 'k een schelle lach, En zie ik tintelende oogen, die smeekend mij tot lachen [schichtig, [nopen. 188

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1920 | | pagina 216