Leven.
Eens dacht ik dat dit leven,
Een stroom was van geluk.
Van nemen en van geven,
En niet van zwaren druk.
Van sombere zwarte wolken,
Die woest en onvervaard
Een menschenziel vertolken,
Die t wijf lend in de diepte staart
Eens dacht ik dat dit leven,
Een tijd was van de vreugd.
Van edel liefdesstreven
En niet van schijnb're deugd.
Van blinkend zonneschijnen,
Die schitterend van goud,
Den mensch toch doet verdwijnen
In diepen afgrond, ijzig koud
Nu weet ik dat dit leven,
Mij slechts bevreemden geeft.
En dat mijn eenigst streven
Dat nu nog in me leeft,
Zich uitspreekt in verlangen
Naar hooger dan deez' aard'
En mijn ziele onbevangen,
Slechts mêe'lij openbaart.
Eté.
192
s