te richten tot mij, een almachtige Maar ik wil
U antwoorden, Jaidin, ik zal vertellen, wie ik ben en
wat ik hier doe Kort geleden leefde ik hier in
deze dessa, was ik een nietig menschje als gij. Neen,
nog nietiger was ik. Herinnert ge U nog Aboe Naid,
den uitgestootene Ik was tenger en zwak, en vreemd
van innerlijk. Ik sprak zelden of nooit met iemand, leefde
mijn eigen, eentonig leven. Men bemoeide zich niet met
mij, men stootte mij van zich af, beschimpte en bespotte
mij Toen, de oorzaak is mij nu nog onbekend,
mislukte de padioogst. De heele dessa was verbitterd en
wanhopig. Velen waren er, die mij, den uitgestootene
van de dessa, de schuld er van gaven en op een nacht,
overviel men mij in mijn woning, martelde mij zóó lang,
totdat ik van de afschuwelijke pijnen, die ik doorstond,
stierf Maar, Allah was mij genadig. Door hem
werd ik met almacht de wereld weer ingezonden, slechts
staande onder Zijn directe bevelen en mocht ik mij
wreken op de dessa, die ontevreden was over Allah's
wil en zich wreekte op een onschuldig man Gij
allen, ook gij Jaidin, zijt overgeleverd aan mijn genade.
Doch ik zal geen genade kennen, integendeel, mijn
wraakplan heb ik lang overdacht. Eerst zal ik U allen
het dierbaarste ontnemen, al wat U lief is en dan
langzaam, heel geleidelijk zal ik U laten verhongeren.
De rijstoogst zal ik vernietigen. En hier, van onder den
waringinboom, zal ik U allen kunnen zien, mager en
uitgeteerd, biddend om etenen ik zal genieten van het
schouwspel, dat komen zal.
Dan zullen ze bij me komen, me vragen hen te helpen
en ik zal tot ze spreken en zeggen, wie ik ben
202
s