Aan M. A. Y.
'k heb voor het laatst in je oogen gekeken,
Op een helderen avond aan 't strand.
Het was of ze vonken toen leken,
Het scheen of ze stonden in brand
Ja, als lichtjes zag ik ze draaien,
Ze keken zoo glimmend me aan,
't Vuur zag ik telkens weer laaien
En die brand kwam nimmer tot staan.
Maar toen kwam de tijd om te scheiden.
Het viel me zwaar, .'k wou zoo graag
Nog wat blijven, te zaam met ons beiden,
Maar de tijd ging gestaag.
En je oogjes, ze werden zoo donker,
'k Zag dat het tintelen verdween,
Weg was er alle geflonker
Toen 'k je moest laten alleen
Eté.
204