Eigenoefening 5 Mei.
't Azuur is zoo zacht en het groen nog zoo teer.
't Is Lente, in 't begin van de Mei.
De vogels, ze zingen en fluiten zoo blij
En sleepen de takjes en ander gerei
En zijn er zoo druk in de weer.
Zie eens, hoe druk ze krioelen
Ik zit bij het raam en ik kijk er wat naar,
'k moet feit'lijk vossen, maar 't valt me te zwaar
En langzamerhand terwijl ik zoo staar,
Doet zich de Lente gevoelen.
Ik moet leeren „sergeant van de week"
Ik bèn al beroerd en ik voel er niets voor.
Punt zóóveel belangrijk, zoo gaat het maar door,
Ik denk met het lied van de lente in 't oor
Aan 't meisje dat zoo naar me keek.
De liefde ontluikt in de Lente,
De liefde is alles, en je hart gaat omhoog,
Je denkt aan een vrouw en dan mijmert je oog.
Je plicht is prozaïsch, en akelig droog
Die dorre Reglementen.
v. E. d. G.
209
s
s