kwaamheid in wetenschap en kunsten. Deze orde kan in bijzondere gevallen ook aan vreemdelingen gegeven worden. Het Grootmeesterschap is onafscheidelijk aan de Nederlandsche Kroon verbonden. De 3 klassen zijn: Grootkruizen Commandeurs; Ridders. Het versiersel der orde is een wit geëmailleerd kruis met gouden W tusschen elke twee armen. Het kruis heeft aan de eene zijde een blauw geëmailleerd rond schild, waarop in gouden letters„Virtus Nobilitat". Aan de keerzijde den gouden Leeuw, zooals hij voorkomt in het rijkswapen; alles gedekt met de gouden koninklijke kroon. Het lint is Nassausch blauw met twee smalle oranje strepen. Het teeken van onderscheiding is Voor Grootkruizen: het ordeteeken aan de zijde, waarop de spreuk: „Virtus Nobilitat" gevonden wordt, zonder kroon, op gouden ster op den rok geborduurd, aan de linkerzijde, en het juweel der orde aan een lint, vier vingers breed„en écharpe". Voor Commandeurs: het ordeteeken als voren geborduurd op den rok, zonder ster, doch met kroon en het juweel aan een lint van drie vingers breed „en sautoir". Voor Riddershet ordeteeken aan een lint van twee vingers breed aan het knoopsgat. Zij, die zich door nuttige daden, door zelfopoffering of door andere blijken van menschlievendheid een onder scheiding waardig maken, kunnen onder den naam van „Broeder" aan de orde verbonden worden. De Broeders genieten eene jaarlijksche toelage van ƒ200, die voor de helft over gaat op de weduwe. De Broeders dragen in plaats van een kruis een zilveren medaille, aan de eene zijde het zinnebeeld der orde en aan de andere zijde hare spreuk, hangende aan een Nassausch blauw lint van 1 '/2 duim breedte met een oranjestreep in het midden. 137

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1921 | | pagina 157