ft ft ft ft 40°. De ronde, wijde vogeloogen hadden lang op mij neer- gestaard Nu werden ze met tartende langzaamheid dichtgeduwd, en de groote, pezige klauwen klemden nog even na, dat het een stekende pijn was, die langs wreede lijnen door mijn schouders trok. De vlerken klapperden; er zwalpte een machtige tocht, en boven en om mij was slechts een groote ijlte. Toen kwam uit een vaag punt in grijze verten een groezelig veertje afzakken. Het vlijde zich zachtkens tegen mijn buik op navel hoogte ongeveer en begon daar met ingehouden drukking een kwispelende streeling te volvoeren. Wild, om de halfheid van dit handelen, trachtte ik mij overeind te rukken, maar nog steeds hield de ongeziene massa onder mij de opstreving tegen. En, zooals ik reeds zeide, handen had ik niet. Lang ging dit zoo door. En de streeling werd een schrijning, en de schrijning tot een uitbarsten-willende overmoed, maar het veertje vorderde nietwant onder mij was de onbekende oorsprong aller kracht. DaarLuchtig en ongemerkt streek een vliedend nietigheidje aan mijn hoofd voorbijik zag het niet en hoorde het niet. Maar ik wist het. Het veertje scheen overvallen. En in de lillende geluidloosheid, die tot nu toe was, begon een machtige orgelstem liedekens te zingenvan klapperende klompjes, en regen die fluisterde van tik-tak. Een blanke hand kwam uit verre diepten, en troonde zoetjes aan het veertje 150

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1921 | | pagina 170