De Kermis. De kennis knettert en lawaait Door 't heele stadje waait Een weeë walm van geuren. De kennis bonkt, de kermis giert. En al de kramen zijn versierd Met schrille, helle kleuren. Het gele licht vlekt op de straat, Nergens rythme, nergens maat, Overal geschetter. Het nuchter hoofd wordt als verdwaasd. De kermis bruist, de kermis raast Met gillen en geknetter. Een blinde vrouw zit op den grond. De menigt' tolt en tuimelt rond, Verzonken in den kolk. Men staat te gapen voor een tent. Daar speelt een arme, stomme vent Paljas voor 't dronken volk. v. E. d. G. 152

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1921 | | pagina 172