Twee Boeven. Er zaten eens twee boeven Tezaam in de patoet. Daar zaten ze te snoeven En hadden het er goed. De een, die las een krantje En las van Bolsjewiek. Hij las: „Ons kleine landje, Wordt Sovjetrepubliek." De ander zat te vossen, En voste braaf Tactiek. Hij dacht, als 'k hem ga drossen, Dan ben 'k zoo Bolsjewiek. Toen zijn ze saam gaan zingen Het liedje van Piet Hein, Want al die oudejdingen, Die vonden ze wel fijn, Ze rookten sigaretten, Ze dampten er tabak En heele feest-banketten, Die kwamen uit hun zak. Daarna zijn zejgaan^piepen, Maar och, dat lukte slecht, Want de menschen buiten riepen: „Maak eerst de wet weer recht. Toen zijn ze zacht gaan schreien Dat was de beterschap. En ze huilden met hun beien Heel 33 nat. Été. 170

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1921 | | pagina 192