Arme ik.
Ik wou dat ik maar van je hield
Of desnoods van een ander,
Ik weet niet wat het zeggen wil
Ze houden van elkander.
Nog hecht ik aan mijn ideaal,
Dat ik nooit nog heb gevonden.
Nog zoek ik naar mijn zusterziel,
Door teed'ren band verbonden.
Geen vrouw was mij nog mooi genoeg.
Geen vrouw, die mij naar liefde vroeg,
Kon mij bekoren.
Mijn gansche wezen schreit van rouw.
Verlangend naar een „lieve" vrouw,
Die mij wil toebehooren.
v. E. d. G.
171
s
s