s
s
O,wat wreed om zoo te kijken. Wat zijn alle mooie
vrouwen wreed
M'n oogen zoo goedig. Ik wou dat ze duivelsch
blikkerden.
Mijn ziel moest bruut zijn en niet zelf-wegcijferend
had ik maar de wreede stompheid van al die heeren die
ik niet ken, met hun jassen aan en hun onbekende ge
zichten zooals die daar voor de ruiten stilstaat om
zijn sigaret aan te steken. Zou die ook walgen van
zijn gezicht in den spiegel.O, ik moest onbegrijpend
zijn en egoïst. Niet haar vriend, niet haar broer wil ik
zijn.Bruut haar hoofd in mijn handen nemen en wild
zoenen haar lippen. Woest haar in mijn armen klemmen.
Zóó ik weet dat je van me houdt.
Hoe mooi is ze, en hoe wreed ze vindt me een zachte,
lieve jongen
„Wat heb je, boy, waar denk je zoo aan
Hij schrok niet opzoo uit zijn gepeins gewekt te worden,
hij was er aan gewendsnel dacht hij „Als ik het
eens deed. Nü
Glimlachend drukte hij droef en dankbaar een kus
op heur sprankelende haren.
Hij had een hart van goud en.
v. E. d. G.
177