Een sprookje. Wat nu volgt is eigenlijk geen sprookje, maar omdat het in onzen tijd zoo zelden voorkomt, gelijkt het er wel wat op, ofschoon de kabouters in het bosch zouden kunnen getuigen, dat het heusch gebeurd is. De nimfen fluisterden er over en schudden dan hare blonde kopjes, spreidden hare fijne vleugeltjes uit en be gonnen dan vrooiijk in het zachte maanlicht te dansen De bloemen spraken er over en bogen dan hare kelken en kusten den dauw, dien de avond hun bracht Wat zij vertelden, was de geschiedenis van een padden stoel, een grooten rooden paddenstoel, met witte bobbeltjes op zijn roode schild. Die paddenstoel groeide aan den rand van het bosch, aan den voet van een ouden eik. Bij den paddenstoel bloeiden ook nog andere planten, andere bloemen, een groote trotsche lelie en ook madeliefjes en vergeet-mij-nietjes. De paddenstoel keek omhoog naar de lelie en steeds keek hij omhoog tot hij heelemaal krom groeide. Als 's morgens de zonnestralen de lelie kusten en zij haar kelk opende, al haar pracht en schoonheid als 't ware naar de zon keerde, om haar offer te brengen, dan verheugde zich de paddenstoel, die daar in de laagte groeide en nog geen zon voelde. En 's avonds, als de zon daalde en ten slotte verdween, dan liet de lelie haar kelkje hangen en was de paddenstoel verrukt, want hij verbeeldde zich dan, dat zij zich tot hem overboog, dat zij uit haar hoogte kwam tot hem om hem te koesteren en lief te hebben 178 si

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1921 | | pagina 200