S
Aan Haar, die ik nog niet ken.
P.S.
Hoe nutteloos klopt mijn eenzaam hart,
Want het is vrij van vreugden,
Het is vrij van deugden,
Het is vrij van smart.
Mijn hart wist nooit wat liefde was.
Mijn lange, jonge leven
Is het klein gebleven
En broos als glas.
Mijn harte smacht naar liefdepijn;
Het dorst naar wilde vreugd,
Naar roes van jeugd
Door liefdewijn.
Kom gauw, jij, die het nemen zult.
Ik zie je in gedachten.
De dagen en de nachten
Wacht het met ongeduld.
Het vers is alweer klaar.
'k Ben twee-en-twintig jaar.
Ik dacht dat ik een dichter was,
Miskend in eigen land.
Och, als ik maar wat lichter was,
Begrijp je op de hand
v. E. d. G.
181
s
s