naar hem kijkt, met oogen, die vreemd schitteren achter het rose masker. Langzaam beweegt hij zich en wendt zich om, zijn oogen glijden toevallig langs het meisje, hij ziet haar even aan, onverschillig. Hij staart weer naar den tuin, waaruit plots zij komen, de Pierrette en de Mephisto. Even ballen zich zijn vuisten, dan kijkt hij weer naar die vreemde Carmen, met een paar stappen is hij bij haar, en samen verdwijnen zij in de bonte drukte met wild-gloeiende oogen. N. T. 185

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1921 | | pagina 207