s
3
in.
Een zwoelte hangt in de straten.
Het onweer heeft hier nog niet alle warmte van den
dag kunnen wegnemen.
Daarom verlaat ik de stad om in de boschlanen rustiger
te kunnen denken.
Stilte is onder de even-druipende linden.
Naar jou, liefste, gaat mijn denken.
Steeds opnieuw gaan gedachten van mij uit.
Komend tot jou langs verschillende wegen, keeren zij
terug in mij.
Over het land aan het einde der laan ligt witte nevel.
En schijnt langzaam te stijgen in zijn roerloosheid.
Om jou verwijlen mijn gedachten.
R. J. te A.
198
ar