82
spijl gehad van zijn (haar) gang haar de keurig versierde
loods. Costuunis, decors, verlichting, (waarvoor een speciaal
woord van hulde aan de Wajang) en last not least, liet ver
toonde spel, alles was in de beste orde en het is zeker niet
te veel gezegd, als ik ook „Stikum" een deel van '1 welslagen
van het Leest gaarne gun. Dat de avond in den smaak viel,
bewijst wel het feit, dat nog tijden daarna op de cantine
de wijsjes uit „de Storm" gezongen en gefloten werden.
Tot slot van alles werd er natuurlijk gedanst en nog eens
gedanst. Tjet had geen handen genoeg 0111 muziek te maken
en liep van Jasz band naar het Strijkje en omgekeerd. Dat
de muzikanten, ter vergoeding van het feit dat ze zelf niet
konden dansen, een extra glas port verdienden, zal wel
niemand in twijfel trekken. Booze geesten beweren zelfs, dat
de man aan de Turksche Trom er op het laatst absoluut
naast sloeg. Dit is echter niet te verwonderen, daar de brave
kerel 's middags ook al het diner voor spelers en genoodigden
had meegemaakt en daar niet alleen gegeten, maar ter af
wisseling ook iets gedronken had. Van dat diner mag ik hier
niet veel vertellen, aangezien het er zoo intiem was en zoo
gezellig, dat de spelers misschien een herhaling zouden vra
gen en ik betwijfel of de kas zich hiertoe leent. Maar wel
mag ik vertellen, dat er veel gespeecht is door mensehen die
er den slag van hadden; dat Kapitein Donck rechtsbuiten
speelde; dat Skiff met moeite weg te krijgen was om zich
1e kleeden voor de Stikum-uitvoering, zoodat zelfs bijna
geweld gebruikt moest worden. Verdere bijzonderheden kun
nen nieuwsgierigen bij de deelnemers ten allen tijde bekomen.
Maar ik keer terug tot liet slot van het feest, en vat mijn
draad bij den Turkschen trombonist weer op. Het was laat
toen hij zijn laatste galmen door de loods liet gaan en toen
Cor Mets de aanwezigen niet alleen een vaarwel, maar tot
weerziens toeriep, was het werkelijk tijd om aan rusten te
denken.