In het Dal der Rozen.
Ik heb teekeningen van Toorop gezien,
Van dien grooten kunstenaar, welke '1 lijnen-heel al
beheerscht en regeert,
Die lijnen fijn-welt en strak zet,
Steeds met verrukkende schoonheid
In -statie-volle rij zijn ze mij voorbijgegaan, in rustige
opeenvolging
De Non, in het stijf-strakke wit van haar diepe kap,
met het zinkende (beeld van een oudere zuster
De Brug der Zuchten, die mij bracht in haar donkere
steeniboog, smart van een lij densbes taan, en in een
wankele gondel, levens-verluchting
De Dante-kop, in wiens lichte gelaatsgroeven lag de
bezonken verrukking van La Vita Nu ova, uit welks
diepere rimpels dóór-duisterden de helle-smart en
louter-foltering, om zóó als geheel expressie
te geven aan de bewuste levens-voldoening, die gewerd
aan den man, welke bekwaam was te stijgen tot de
sterren
174
s