175
Velen zijn mij door de handen gegaan
Met fijn-gespitste vingers heb ik ze aangevat en weg
gelegd,
Telkens wéér en méér vervoerd door eerbied en
blijheid,
Eerbied, voor den inenseh Toorop,
Blijheid om het land, dat kent zulke kunst
„In het Dal der Rozen, waar hij mij bracht," heb ik
gerust, mèt m'n moede bewondering,een lange
wijle
Ongemeen mooi was het daaren bladstil.....
Tot innige zielsrust zijn toen gestemd mijn levens
zenuwen.
O, zoo sproke-vol licht geluk was het daar
Zoo diep-ontroerend, door vredeoveral
Ik heb lang niet verstaan, de over-groote meesterschap,
die oorloof t zulke schepping
Toch is mijn leeke oog machtig getroffen
Door tintelende levens-uiting en geloovige berusting.
In het Dal heb ik Rozen geroken, van menige soort
en tint
Teere thee-rozen klein en spits tot groote rose-
gekelkten toe
En allen waren schoongééne uitgezonderd
Sprakeloos roereloosstonden daar twee
menscheninnig aaneengebogen
Een jonkvrouw, wier aangezicht zich neer had gelegd
tegen een mannenborst, was om de leest gevat door
een volle hand