Lp m. i86 Twee dagen nadat zij .„weer uit mocht gaan, eischte de kille, onmeedoogende dood haar op. Zij ging, zij nam een geluk mee, zij gaf diepe droe fenis ende herinneringen aan hun geluk. En toen hij, vol wanhoop, zich dit alles herinnerde, toen plotseling de baby zacht begon te huilen, als be klaagde hij zichzelf in zijn moederloosheidtoen kon de uiterlijk ruwe, zoo jong reeds lijdende man, zich niet meer bedwingenHij huilde, huilde, snikte lang en met het kleine kind aan zijn borst gedrukt, als wilde hij het kind en zichzelf troosten met de ge dachte dat zij beiden aan „Ihaar" toebehoord hadden, zakte hij in een stoel, de hare, en stil, onafgebroken snikkend, zaten zij lang, heel lang Toen 11a eenige dagen hij weer was, waar de plicht hem riep, toen kon niemand aan hem zien, wat hij ge leden had, toen zag niemand wat zich in die stille, som bere kamer had afgespeeld. C. S. v. W. d. 's H. fTT" ~r~~

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1922 | | pagina 216