Lp
m.
i86
Twee dagen nadat zij .„weer uit mocht gaan, eischte
de kille, onmeedoogende dood haar op.
Zij ging, zij nam een geluk mee, zij gaf diepe droe
fenis ende herinneringen aan hun geluk.
En toen hij, vol wanhoop, zich dit alles herinnerde,
toen plotseling de baby zacht begon te huilen, als be
klaagde hij zichzelf in zijn moederloosheidtoen
kon de uiterlijk ruwe, zoo jong reeds lijdende man, zich
niet meer bedwingenHij huilde, huilde, snikte
lang en met het kleine kind aan zijn borst gedrukt,
als wilde hij het kind en zichzelf troosten met de ge
dachte dat zij beiden aan „Ihaar" toebehoord hadden,
zakte hij in een stoel, de hare, en stil, onafgebroken
snikkend, zaten zij lang, heel lang
Toen 11a eenige dagen hij weer was, waar de plicht
hem riep, toen kon niemand aan hem zien, wat hij ge
leden had, toen zag niemand wat zich in die stille, som
bere kamer had afgespeeld.
C. S.
v. W. d. 's H.
fTT" ~r~~