Totdat z'eni begon te vervelen, Hij naar 'n ander lief meisje uitzag, Om zijn tijd en zijn geld mee te deelen. Dat een Andere kus had en lach. Ze wachtte nog uren in 't donker, Vol vertrouw' in wat liefde vermag. Maar toen ze 't begrepen had, klonk er In geen dagen haar vroolijke lach. Ze schreef hem een brief vol verwijten, Ze laakte bedroefd zijn gedrag. Hij dadkt aan den tijd, die doet slijten, En verscheurde haar brief met een lach. Oct. '21. A. B. 188

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1922 | | pagina 218