3
r
195
sclioone aan hem openbaarde, van 't 'uitspansel, «lat
in groot scire kalmte, dit alles overwelfde.
In zijn enthousiasme was de man zoo mooi, dat 1t
elfje in stille bewondering naast hem was neergeknield,
haar arm tegen hem aangeleund, in zwijgend genieten
naar hem luisterend. Hij vertelde haar van zijn werk,
van al hetgeen hij reeds geschilderd had en in jongen
overmoed en pas ontloken liefde voor dezen mensch,
die ook beminde, wat zij aanbad, kuste Intrepida hem
op 't voorhoofd.
Even, beduusd, hield de schilder op. Toen gleed zijn
blik over het ranke l'eeënlijfje, dat tegen hem lag aan
geleund en in een plotselinge opwelling wilde hij haar
kussen. Maar door een hoofdbeweging weerde ze af.
„Neen, neen," zeide zij, „wij nimphen kussen hen,
die goede en mooie gedachten hebben, maar wij zelf
mogen nooit gekust worden, dan door onze zus teren,
daarboven
Maar in den man laaide fel op de passie van den
mensch. Hij voelde de zachte warmte van liet vrouwen
lijfje, dat tegen hem aanleunde, hij zag haar kalme
ademhaling onder het gazen kleedje, haar ranke been
tjes, achteloos uitgestrekt. Toen kwam in hem het grootc
verlangen, haar zachte feeënmond tegen de zijne te druk
ken, haar te omarmen in wilden hartstocht.
Verschrikt sprong het nimphje op, verschrikt door
een bruske beweging van dien man, daar naast haar.
„Intrepida," smeekte hij wild, Jaat mij je kussen,
één kus maar...."
„Neen," weerde zij droevig.
Maar hij kon zich niet meer beheerschenwild klopte