Thé Dansant.
1ST
Zij draaiden eenzaam in het zielig licht,
Vai) laten middag, door het schemer donker.
En langs de kanten, keurig rechts gei-icht.
De slapende oogen van den Zondagsjonker.
En ik liep vol verwachting op mijn teenen.
Want 'k had me er zooveel van voorgesteld,
'k Hoorde soms wat fluist/reu over mooie beenen
En vroeg van wie dit wonder werd verteld.
Men wees mij op een juffrouw en een jonker,
Die eenzaam dansten in het zielig licht,
Op laten middag, door het schemerdonker;
Van wanhoop vielen m'n oogen slaperig dicht.
N. T.