Patrouille.
N acht.
Hooge, diepe starrenhemel
waaronder wij
verdwijnen.
Niemandsland
Kruipenbukken
zwakke slem en
witte kogel
bevelen.
Voort, voort nu snel
en neer.
Zwarte schimmen in angst-open
gaten en misschien
vijand.
Koude sterren en
verre metaalklanken.
Voort, nu gokken met
den Dood.
Doffe vloek stil
weer een tijd wachten
8—22.
147