FANNY. Uit het dagboek van een Cadet. Denk niet lezer, dat dit de fantasieën zijn van een door verveling waanzinnigen geest. In een stil vergeten hoekje van dit groote gebouw vond ik die oude papieren; vergeeld en bijna onleesbaar. Ik geef ze hier weer, en mocht ik hier en daa»r iets veranderd hebben, een zin weggelaten of een woord er aan toegevoegd, zoo was het alleen om de onschuldige ge dachten. der jongeren onder U niet te vertroebelen met de donkere geheimen der menschelijke ziel. 1 April. Omdat het leven mij onder de menschen hier ondragelijk wordt, zoek ik al weken lang naar een stille plaats, waar niemand komt. Gisteren heb ik gevonden, waar mijn ziel naar verlangt. Heel hoog, boven op zolder, onder een schuin dakraam, tusisehen zware balken, daar zal ik de avonden doorbrengen, na de vreeselijke dagen. Ik weet dat ik er rust zal vinden. 3 April. Gisteren heb ik alles wat opgeruimd, en ik zal trachten iets van mijn eigen ziel te brengen in dit kleine hoekje. Er staan nu een tafeltje, een stoel en wat bloemen, en bet beroemde vrouwenportret van Da Vinei heb ik tegen over mij opgehangen, zoodat ik telkens, als ik van mijn boeken opkijk, haar raadselachtigen glimlach zien kan. Ik geloof niet dat er nog zulke vrouwen zijn, hier in Breda zeker niet. O, ik haat die stadr- 4 April. De avonden zijn nu stil' en rustig. 150

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1923 | | pagina 178