Hij drinkt zijn borrel met e.en moe gebaar, En kijkt wat om zich heen naar mooie vrouwen, Zijn bleeke trekken onder 't dunne haar Spreken van zorgen, studie en van douwen. Dichtbij hem zit een rustig ouderpaar. De vader zit op een sigaar te kouwen, Maar zij kijkt even droevig naar dien Ouwen" Dien ze zoo liefhad in zijn jongste jaar. En hij is zuchtend weder opgestaan. De hangklok in het Zuid slaat kwart voor tienen, 't Is tijd voor kind'ren om naar bed te gaan. De jonge moeder, die nu zit te grienen, Kijkt hij nog even vol herinnering aan: Dan vlucht hij peinzende naar de cantine. N. T. 164

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1923 | | pagina 192