De houten Stad. (Ou de ba ra k ken k am pZeist) De houten stad, moe en vergeten, crepeert, verlaten. Haar bouw draagt de ellende ingevreten Nu is het avond en flambouw en rood gloeit weer de zon de ramen zoo kapot, en de geknakte daken van zieke krottengrauwe draken, die weemoed in hun lijven namen en afgezonderd rotten achter prikkeldraad Straks, laat Strekken de schaduwen zich zwaar, en spreiden stil een doodskleed over haar. 7—'22. E 165

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1923 | | pagina 193