Ontmoeting. Met vlugge treetjes zag ik haar gaan, Des avonds in de schemering der beukenlaan. Haar speelscbe haren woeien in 't rond, Een vriendelijke glimlach op haar rozenmond. Daar boven het neusje, besneden en fijn, Haar oogen konden wel sterretjes zijn. Een hoogrood kleurtje, met kuiltjes in haar wang, Totdat zij mij zag en verhaastte haar gang. Een jeugdige nimf, de takjes kraakten Als haar voetjes den grond beraakten. Het geluid werd zwakker en 't. werd mij zoo koud, Totdat 't wegstierf in de diepte van 't woud. H. M. 170

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1923 | | pagina 198