Op hef-' blaasje:
Then it again burst into its sweet heavenly song.
(The nightingale.)
De fenten zullen uitrukken met broodzak.
Een van hen vraagt: „Zeg, moeten we onze reistasch
meenemen?"
Bezuiniging
Zondagmorgen: „Zeg, ga je mee naar 't Zuid?"
„Neen, ik ga naar de kerk."
Na een fuif:
Welt, wie du taumelst!
(Kurt Heynicke).
Jonker T., een repetitie met een 3 terugkrijgend:
„Wie het kleine niet eert, is het groote niet weert."
<yi c/e /£22.
Kapt. (in de les): „Wie weet, wie 't Wien Neerlandsch
Bloed gemaakt heeft?"
Doodsche stilte; jonkers peinzen.
Op eens Koentje: „Louis Davids, Kaptein?"
178