Bij het Koninklijk Besluit van 27 Augustus 1921,
No. 61 werd hij benoemd tot Ridder in de Orde van
Oranje-Nassau met de zwaarden.
Na gedurende langen tijd de functie van Compag
nies-Commandant te hebben vervuld en, na het af
treden van den Luitenant-Kolonel N. J. Kooiman als
Directeur van den Hoofdcursus, de taak van waar
nemend Directeur sedert 1 April 1922 te hebben aan
vaard, volgde zijn benoeming tot Directeur bij Kon.
Besluit No. 58 d.d. 21 Augustus 1922; door de over
plaatsing van den Cursus op 1 Januari 1923 bij den
Hoofdcursus, volgde tevens zijn benoeming tot Direc
teur van den Cursus.
Met ingang van 17 September 1923 werd hij eervol
ontheven uit zijn tegenwoordige betrekking bij Kon.
Besluit No. 35 d.d. 14 September 1923 en op eerstge-
noemden datum gedetacheerd bij de He Afd. van het
Departement van Oorlog volgens besl. M. v. O, Geh.
Litt. M 88 d.d. 12 September 1923 en daarbij met
ingang van 1 November 1923 definitief werkzaam ge
steld,
Lag het niet op onzen weg in het Jaarboek van den
Hoofdcursus 1923 de groote verdiensten van den oud-
Directeur, den Overste N. J. Kooiman, met enkele
woorden te huldigen, evenmin is het aan ons thans de
verdiensten van onzen Directeur, den Kapitein M.
Waltheer, in den Almanak naar voren te brengen.
Maar niettemin, elke Hoofdcursiaan, zoowel als elk
oud H. C.-er, weet welk een onvermoeide werkkracht
van hem uitging en dat in den tijd, waarin hij den
Hoofdcursus bestuurde, ondanks alle moeilijkheden,
welke voortsproten uit het teeken des tijds: „Bezuini
ging", veel door hem tot stand gebracht werd.
112