Ge hebt in Kampen getoond leerlingen te zijn, waar
dig om straks het mooie beroep, dat voor U is weggelegd
te mogen aanvaarden, Plichtgetrouw zijt ge steeds uws
weegs gegaan, waarbij jeugdige opgewektheid en
levensmoed U steeds vergezeld hebben. Moge dit ook
voor de toekomst zoo blijven. Deelt dan uwe kameraad
schap, waarvan ge op uwe vorige inrichting te Kam
pen menigmaal zulke doorslaande bewijzen hebt willen
geven, met uwe nieuwe makkers, de cadetten van de
Koninklijke Militaire Academie. Het Bestuur dier in
richting en ook het Cadettenkorps hebben U zoo gast
vrij in hun midden opgenomen. Streeft er naar om den
goeden geest, die vóór uwe komst stellig ook binnen
de muren van het aloude Kasteel van Breda geheerscht
zal hebben, te doen voortleven. Bedenkt dat ge straks
als officier allen éénzelfde Koningin, éénzelfde Vader
land zult mogen dienen en laat daarbij de mooie ge
dachte, die tot uiting komt in de steeds weer opnieuw
zoo bezielende woorden van uw Minervalied: Steeds
den blik op 't doel geheven, juichen wij excelsior", U
daarbij tot richtsnoer dienen.
Het ga U allen wel!
Uw Oud-Directeur,
M. WALTHEER.
116