Stalgehcimcn. ch rE qj Marta, het cavaleriepaard, kwam dampend en snui vend den stal binnen. De oude Bels, haar buurman, keek haar met een scheef oog aan, wachtte even een beetje verlegen, en vroeg toen kort en krachtig: ,,Hoe heb je 't gehad?" Marta legde zich eerst knorrend van genoegen neer en vertelde toen van den velddienst bij de „Scheele Brug", en dat die escadronspaarden zoo banaal waren en kleverig en zij bloosde lichtelijk. Bels besnoof zuchtend zijn eten, slaakte een lang gerekt hinnekend geluid, waarbij zijn groote oogen vochtig werden, en na een ongeduldige beweging met zijn armoedig staartje, snikte hij, terwijl allen luisterden: „Jongens, ik maak me van kant". Marta sprong ver schrikt op, maar Bels ging door: „Kijk eens naar mijn kiezen, vanmorgen heeft een spijker m'n laatste er uit gerukt, toen hij me in galop wou hebben, niet waar Wies je, jij hebt 't gezien?" „Ja," kreunde Wiesje, „had hem er maar af gegooid, dan had ik wel voor de rest gezorgd," 't welk van alle kanten een eerbiedig gemompel uitlokte, want Wiesje stond bekend als een geweldige vechtster. Marta lekte minnekoozend de neus van Bels, die hierdoor een beetje opleefde, en een behaaglijk ge knor uitstootte, waardoor Marta haar liefkoozing ver dubbelde. 't Was nu doodstil in den stal, maar plotse ling begon Bels weer: 190

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1924 | | pagina 222