3i wonde hart en verjoeg beelden van rein en teeder geluk sarrend voor zich uit. De jonge vrouw van Dick was gestorven, hem weg sleurend uit zijn bloeiend, kortstondig geluk. Mannen in lange, zwarte gewaden hadden de baar van zijn Maud ver van hem naar buiten gedragen en aan de koude aarde toevertrouwd in haar eigen ge boorteland Holland. En een vreemde hand had hem over de wijde zeeën haar doodstijding gezonden. Maud, zijn eigen lief vrouwtje, had hem aan boord nog een tot weerziens gekust, het was maar een kort afscheid, had ze hem gezegd en hij had haar laten gaan, wetende dat Holland haar goed zou doen; de reine zeelucht zou haar sterken en dan zou zij terugkomen en het weerzien zou hem dubbel heer lijk zijn. Teeder had hij hare donkere haren gestreeld en lang in haar blijde oogen gekeken. 't Is alles voorbij slechts een zoete herinnering aan al 't mooie bleef als een trouwe wachter bij hem. Nooit zou hij haar roze lippen meer kussen, heur haren streelen en rustig vragend in hare diepe klare oogen zien, die hem als het blauw van een groote zee waren en een spiegel van haar ziel, waarin hij hare groote liefde als een openbaring lezen mocht. Koud stonden daar die zwarte letters, keurig naast elkaar, letters, die hem alles ontnamen wat het leven nog aan schoonheid hem geven kon. Weg weg alles wèg! 196

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1924 | | pagina 228