't Wordt een heel oud en bekend verhaaltje, Hij noemde haar doopnaam weer, ze heette „Aaltje". Heel haar leven ging ze met hem mee. En nu geen dhampy meer, maar Ranja van C.P. Hij was een zoon van welgestelden huize, Zijn Pa had een fabriek in kachels en fornuizen. Maar zooals het meer bij deze mensohen gaat, De zoon stond spoedig met zijn Aal op straat. Daar zat hij nu met de gebakken peren, Hij huurd' een kamertje en maakte dikke beeren, Maar desalnietemin de boterham met Buk (margarine) Kusten zij van plezier elkanders lippen stuk. 2e Episode Een jaar later. Maar op een zeek'ren dag, bij 't eerste zonnestraaltje, Stond d' ooievaar voor 't raam met kleine Aaltje. Ik had 't nog liever niet, zoo mijmerde de zoon, De baker is erg duur en 'k heb geen geld voor loon. Maar ook dienzelfden dag, kwam bij den rijken vader, Een oproep, dat zijn zoon moest dienen bij het Kader, Maar nog wat vroeger had d' ooievaar aangescheld, En 't aanstaande bezoek bij zijnen zoon gemeld. 221

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1924 | | pagina 253