Ritmeester van Roeienstaart.
k
Niet allen is de kunst gegeven
Met mensch en dier in vrêe te leven.
Dit merkte Bart van Koeienstaart
Bij kennismaking met een paard,
Dat, schoon zachtaardig, toch van hart,
Een hekel had aan d' armen Bart.
Het edele dier, dat hij bereed,
Eerst schijnbaar kalm en rustig deed;
Doch toen het in de gaten had,
Hoe iemand daar te knijpen zat;
Schoot plots'ling Bart je met een vaart
't Arena-zand in, van zijn paard.
Dit laatste stapte rustig voort.
Slechts d' onderwijzer nam het woord
En sprak vertoornd: ,,'t Komt niet van pas
Eraf te gaan!" „Kaptein ik was,"
Verbetert Bart, tot schrik van allen,
„Niet afgestapt, maar d'r afgevallen."
PIUS
223