Oud. Oud moedertj e zit bij den haard en droomt Van lang vervlogen jaren, Toen zij nog een klein meiske was, Met wilde loshangende haren. Ze ziet zich nog spelen op den grond Met Mieke, de pop, en den stouten hond En een lieve moederhand heel zacht Nog streelde haar gouden krullenpracht. Oud moedertje zit bij den haard en droomt Van lang vervlogen dagen; Toen hij voor 't eerst haar bracht naar huis En haar in zijn armen nam, Hoe hij dan 's avonds bij haar kwam En haar in zijn armen nam En een forsche hand nog streelde Haar gouden krullenweelde. Oud moedertje zit bij den haard en droomt En zachtkens wellen de schokjes, Toen zij een jonge moeder was, Van twee lieve krullenkopjes, En hoe 't haar genoegen deed, Als de kleine krullenbol paardje reed, En d' ander trok aan 's vaders baard; Haar leven was zelfs geen koninkrijk waard. Oud moedertje zit bij den haard en heeft verdriet, 't Leven thans niets meer voor haar biedt. H. M. 224

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1924 | | pagina 256