I
gj Lp
Weer administratie.
Het is juist een vrij kwartiertje 't is buiten vin
nig koud; om de kachel is 't lekker warm; Seppie is
aan 't opsnijden over de Indische toestanden. Sprin
gende panters en nijdige tijgers op je erf; kakker
lakken, die zoo maar van 't plafond in de soep vallen,
allerlei ondieren, die je 't leven onaangenaam maken.
Van Strepum: „Och kapitein, gelooft u dat nou?;
die Indische lui kunnen knap liegen!"
Leeraar: ,,Heb je mij dan ooit op een leugentje
betrapt?"
In de Academie.
Nieuwe Leeraar vraagt de namen.
„Hoe is Uw naam? en U. en U?
Zeehond was juist bezig om Fuchs' gelaat te bewon
deren, toen ook zijn naam gevraagd werd.
„Hoe is Uw naam?"
Geen antwoord.
„Uw naam?"
Zeehond (nog in gepeins): „Fuchs, kapitein."
Na de eerste rijles.
Katang (branie)„Zie je, als je vlug in 't zadel wilt
komen, dan pak je, om je in steun te zetten, de schoft
van 't zadel vast, enne
Warenkennis.
Leeraar in 't vuur van zijn rede: „en dan volgen de
staartwervels, een overblijfsel van een pluimversie-
240
ring.