AAN JOU! Het was in den tuin na 't balzaal rumoer; Het maantjedat stond er zoo hoog op de loer. Ik had je gewiegd in zaligen wals, En even gekust toen, je zoo blanke hals, En je volgde me toen na dien nacht.' Alleentjes met jou, voor 't eerst vroeg ik zacht: Geef me, liefste, je hoofdje zoo blond. Laat me kussen je bloedrooden mond, Nu jij bent gekomen In het land van mijn droomen, Nu is er mijn harte gewond. Ik droomde van jou al mijn nachten zoo lang, Je stem, ze was me als Engelengezang. Heel mijn ziel was steeds vol van jouw beeld. Voor jou alleen heb 'k zacht mijn liedjes gespeeld. Ik dankte Natuur van af dien goddelijken dag, Dat ik jou had met je zonnigen lach. Geef me, liefste, je hoofdje zoo blond. Laat nu kussen je bloedrooden mond. Sinds jij bent gekomen In het land van mijn droomen, Sinds is er mijn harte gewond. 123

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1925 | | pagina 137