Maar jaren vervlogende waarheid was hard.
Ons leven was dikwijls veel lijden en smart.
En moesten wij beidjes soms gaan door het vuur,
Gelukkig, we waren, bijéén in dat uur.
Na moedloos soms, troostend elkanders verdriet,
We hadden gewonnen, en zongen ons lied:
Geef me, liefste, je hoofdje zoo blond.
Laat me kussen je bloedrooden mond.
Sinds jij bent gekomen
In het land van mijn droomen,
Sinds is er mijn harte gewond.
We zijn nu gescheiden, heel ver van elkaar,
En vinden het samen, o, vrees'lijk zoo naar.
Elkander vergeten dat doen we niet meer,
De tijden van vroegerdie komen niet weer.
Nu flink maar, moedig en geduldig gewacht
En zingen, weer later bij elkander gebracht:
Geef nu, liefste, je hoofdje zoo blond.
Laat nu kussen je bloedrooden mond.
Nu zijn we gekomen
In het land van ons droomen.
Samen gaan we de wereld nu rond.
Eddy.
124