We passeerden een paar officieren. Piet salueerde „model**,
zijn andere smettelooswit gehandschoende hand omklemde kramp
achtig het stuur.
Waarom lachten die officieren toch
We tuften verder.
Overal hetzelfde. Overal lachende gezichten op onzen ernstigen
groet?? We snapten er niets van.
Aan de kazerne gekomen, klauterden allen, zoo goed en zoo
kwaad het ging, er uit. Toen Piet met zijn „wagen" sissend
en knallend verder ging, draaide de poortwacht zich om
Het laatste wat we van hem zagen, was een witte rechter
hand, die een angstig achteruitstuivende verkeersagent beduidde,
dat de „wagen" naar rechts wilde.
maÊÈM
SttÉIIISfe
120