we al dien tijd geen mensch en geen schip tegenkwamen, bereikten we eindelijk, om half vier, G-eertruidenberg, Het weer was wat opgeklaard. We snorden het groene licht bij Raams- donksveer langs en ik gaf het stuur weer aan de Boer over, die vlot aan één stuk doortufte tot Oosterhout. Een gulden aan den sluiswachter deed wonderen, en in tien minuten waren we geschut. Dat korte oponthoud maakten we ons ten nutte door te looppassen langs den kant, op en neer, om ons bloed weer aan het stroomen te brengen. Voort gingen we, het kanaal door. Het werd al donker en tot overmaat van ramp, begon het te sneeuwen. Gelukkig kende ik dit vaarwater goed en konden we vol gas doorgaan. Eindelijk, om 6 uur, in zwarte duisternis, bereikten we Breda en weldra lag de oude, trouwe „PelsRijcken" gemeerd aan ons bootenhuis. De kok was zoo goed om wat eten voor ons warm te maken, en als twee uitgehongerde wolven, vielen we er op aan. En daarna, met drie kruisjes naar ons bed 't Was een vermoeiend dagje geweest. Maar 't oude Pelsje had het er keurig afgebracht, en op dien 90 K.M. langen tocht geen enkel blijk van ondegelijkheid of ouderdom gegeven. Praktisch heb ik haast geen toezicht op den motor behoeven te houden, alleen een paar keer onderweg een beetje olie in den carter. Dat was allesDe vier cylinders hebben hun werk keurig gedaan En nu heeft het bootje een nieuwen pleegvader gekregen. De Boer, doe je best, kerel Leve de „Pels-Rijcken", dat ie nog veel jaartjes in eer en deugd mag draaien! Teddy. 139

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1925 | | pagina 153