Van de Zwarte Mieren. In de zwarte mieren-kolonie heerschte onrust, men leefde ontevreden en in voortdurende wrijving naast elkander. De reden van dit alles was Men vond, dat de vechtmieren veel te veel vroegen. De anderen moesten nu veel verder weg om het voedsel voor de kolonie te halen en dandan ging een niet onbelangrijk deel wegweg naar de vechtmieren. „Waarvoor zullen wij dit alles afstaan", vroegen de anderen. „Zij worden niet grooter, zij worden niet meer in aantal, wat hebben wij aan hen Toen sprak een oude, wijze vechtmier„Weet, dat wij hier zijn om elkaar te steunen. Wie zal het eten ongestoord zoeken, ver, ver weg, wanneer wij er niet zijn Zijn het niet onze machtige kaken, die zorgen dat geen indringers onze kolonie binnenvallen, dat onze werkers dagelijks ongestoord hun arbeid kunnen verrichten. Wij zijn het, die maken dat wij mieren, mieren blijven en niet gedoogen dat vreemden ons nest ontheiligen en ons werkzaamheden opdringen, die wij nu ook niet doen". „Ja, maar de roode mieren zijn veel machtiger. Wanneer zij komen zullen wij machteloos tegenover hen staan. Hun vecht mieren zijn veel grooter, veel sterker en meer in aantal. Wij moeten het afleggen. Waarom zouden wij ons dus nog langer zooveel moeite en inspanning getroosten voor onze vechtmieren. Laten zij ons werk doen, dan maken zij zich eerst nuttig. Weg met hen". 140

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1925 | | pagina 154