Aan den Kapitein C. M. DONCK bij zijn
vertrek van de K. M. A.
Er is een tyd van komen
Er is een tijd van gaan.
Dat hebt gij meer vernomen,
Maar hebt ge 't ook verstaan
De Génesïet.
Reeds in den aanvang van het nieuwe studiejaar moesten wij
dezen sympathieken officier missen als gevolg van zijn bevorde
ring tot Hoofdofficier. Lang toefde hij binnen de muren van
het kasteel en bewees, als adviseur van het corps en van den
Almanak, groote diensten. Geen moeite was hem te groot om
zijn hulp te verleenen waar zulks noodig bleekwaardoor
bestaande of dreigende moeilijkheden uit den weg geruimd werden.
Dat hij zijn vertrek evenzeer betreurde als wij, bewees hij door
zijn woorden„Nu ik vertrekken moet, voel ik hoe vast de
banden zijn, die mij aan jelui binden".
Majoor, wij danken U voor alles, wat gij in ons belang hebt
gedaan, en wij hopen, dat U in het Noorden van ons land, een
prettigen werkkring hebt aangetroffen. In de gedachten van de
kasteelbewoners zult U altijd een plaats blijven innemen.