Stil, ik zal vertellen. Ja, ik bad een kwaad wijf, ze sloeg me als ik dronken was. Ja menschze was niet goed. Anny was beter. Stil maar, ik zal U vertellen. Daar, ga daar zitten en luister naar me, dan zul je begrijpen, dan zal U weten wie Malle Willem is. Ich bin Deutscher, heb ook gevochten, veel gevochten met generaal Van Heutz. Ik ben fuselier geweest, gekriegt in Atjeh. 'k Heb ook de Willemsorde!" „Waarom draagt U 'm dan niet?" Stil menschluister ik zal je alles vertellen. Vroeger da was ik in Deutschland, in Leipzig. Ik was leidekker, weet U wel, om op de dakenHet is al lang geleden, o ja, al heel lang. Ik was nog jong en had een slecht huis. Schlechte mutter. Ja, sie hatte schlechtes Blut, Vater der zog hin, ging weit weg Dit laatste had hij zoo'n beetje gemompeld, als het ware het overdenkend; nu ging hij weer over in zijn verteltrant. Een keer was ik boven in den toren en dacht toen om weg te loopen. Weg de wijde wereld in. 't Was mooi van boven dien toren. Leipzig schön. En toen, ben ik na mijn werk, na mijn weekloon ontvangen te hebben, weggeloopen. Ik heb veel geloopen en gewerkt bij dem Bauer. Ik moest wat 1e bikken hebben. Begrijp je? Ge loopen lange dagen en eens vertelden de menschen mij dat ik in Holland was. Ik kwam in Harderwijk. Mijn geld op. Ich hatte nichts meer. En daar heb ik ge- teekend. Het konnte me nichts schelen voor hoelang, als ik maar te eten had en ik kreeg veel geld, erg veel geld en bin ja besoffen geweest. Och, mensch, erg dronken met veel kame raads. En gauw al was ik op de boot om naar Indië te gaan. Heb toen bij de infanterie gevochten, bij luitenant de Greee. Die is later dood geschoten, dwars door zijn kopf. Gekriegt in Atjeh, bij generaal Van Heutz. Eens het was een heet gevecht, bij Batoe Ilië, bij het nemen van een benteng bij de Salangaan, daar waren veel van die blauwe kerels met lange spiezen, da war ich ja der erste. Maar ben toen zwaar gewond, heb een prik gehad hier onder in den buik. En daarom kan ik 146

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1925 | | pagina 160