Leeraar: „Waar kom je vandaan?" Bud: „Van Kampen, mijnheer." Leeraar: „Ja, maar vóór dat je in Kampen was?" Bud: „Ook van Kampen, mijnheer." Leeraar: „Wat is de taak der artillerie?" Kopschijf: „Om infanterie, die zich ongedekt in vaarwaters bevindt, te bestrijden, luit'." Jonker met kaasmes. „Ich bin ein Kavalier, wie andre Kavaliere. „Drum zweifelst nicht an meinem edelen Blut. „Sieh her, das ist das WafFen das ich führe." Goethe. Pot. „II faut avoir pleuré pour savoir être heureux." Gustave Droz. Op uitbreker. „Comment on peut quitter I'M. A. et tous ses mauxc'est vous qui le savez, sublimes animaux." Vigny. Zaterdagsche marsch door Breda. Arjoena zeide: „Doe mijn paard in het midden tusschen beide legers stilstaan, Krishma, zoodat ik hen aanschouw, die naar strijd verlangend geschaard staan en met wie ik hier in dezen ontbrandenden kamp strijden moet." Bhagawad-Gita. Men ziet tegenwoordig eenige cadetten met blauwe brillen loopen „O, dat is omdat ze last hebben van kalfsoogen." 157

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1925 | | pagina 171